9

  1. Zin van het leven

Nonkeltje, als wij de zin van je leven zijn en je ziet ons zo graag, als wij sterven in een auto-ongeluk, pleeg jij dan zelfmoord in paalrijden met je wagen? Wat een wartaal; zijn hoofd werd nog meer warhoofd. Tussen droom en werkelijkheid staat een  paal in de weg; een paal met een stekel aan. Mijn nonkel was een roos met een stekel, die bleef steken. Hij had haar een roos aangeboden, zichzelf, had     wel eerst geintrigeerd speciaal zijn, hij, haar ogen. Ze gaf hem de mogelijkheid haar de roos te schenken. Hij kwijlde: jij bent mijn roos, ik de stekel. Een stekel verzorg je goed, want  anders blijf je eraan steken en verwond je je er gevaarlijk aan. Binnen het half uur had hij haar een kusje weten te geven.

Hmm, ben ik nou jouw roosje of ben jij mijn roos? zoemde zoende ze hem          m    innig.

 Wel, mmm, jij bent mijn roosje en ik ben jouw roos en hij kuste haar nog  inniger dan innig. Hoe weet niemand, iedereen wist van het verhaal af. Nonkeltje, als je een roosje hebt met een stekel, wat is dan de stengel en wat het sap in de stengel? Als het sap verdroogt en de stengel verdort, verwelken de rozerode blaadjes, deze gebed in groene steviger blaadjes als harnas errond. Wat sterft er dan eerst af, de stekel of de groene harnasblaadjes?

Wat is dit voor dialectisch taaltje, smoelde ons geleerd nonkeltje, de aap  gekt steeds met elkeen, hij bedekt nooit zijn aars.  Onbekend         over ufo’s, achtste en negende zintuigen, ben ik ervan overtuigd dat de ongehuwde geestelijke wijsgeer o zo weinig van vrouwen afweet, ook al is deze zekerheid zeer onzeker. Ben ik niet te benijden zoveel intelligentie als nonkeltje niet te kennen, ik ben integendeel zo verliederlijkt van de duizenden kicks bij het vormen van mijn artistieke creaties, waar voortdurend  nieuwigheden als interessante superschoonheden aan de oogzenuwen van mijn brein zich voltrekken. Niet religieuze en spirituele wetenschappen beheers ik, ook niet in rekenkundige noch in overige lauwer vertoef ik haantje de voorste. Het haantje, zelfs niet zo mannelijk, die mij eenvoudig enorm gelukkigt, is mijn voorste haantje, dat met een derde oogje in mijn staart verschillende leghennetjes in het zeil houdt. Heb jij een vliegje in je oogje? miauwde  Ik en hoorde enkel mijn eigen dobbelstenen rollen.

Nonkeltje was verslaafd aan artificiële intelligentie, soldaatje spelen, melkwegen veroveren. Een migrantje in de hof plukt er al zijn karotjes uit. In zijn poep prikkenbijtjes? Nonkeltje, putjes in de hof graven. Waarom?  Zegt hij niet, anders. Kwaad. Die karotjes zijn voor Sinterklaas. Heeft de Sint een ezel of een paard, nonkeltje? Hij heeft een zwarte piet. Nu heeft hij een witte piet, vertelt meester   zelf ook. Wat doktert witte piet met al die karotjes? Migrannetjes op stoomboot, en die vaart op waterstoom, wat groene energie is. Ik ben meer voor een ezel; die rijden op karotjes, zei witpietpek. Piet was gewapend met geslepen glas; de schijn van niet glanzende groene opaal scheen rode robijn, veranderde in smaragd, goedkope smaragd. In ‘t zwart geerfd chanteren reikhalzen. Gezicht fleurde terug naar kleurig roze safir. Triviale verwisseling van valse kleinoden, broedde verkeerd. Strikte met champagne twee gazelles. Versierde. Klik. Hij was er geweest. Gebrandmerkt, hij stond te wateren; na zijn seksueel exploot was dit blijkbaar niet van de poes. Plaatste zich naast hem, twee stoere marinemensen samen; Help ik jou een handje plassen? Echt lazarus teut. Maar ben een rechtschapen man, waterde hij. Natuurlijk, wees rechtgeaard: zeg alles aan je vrouw, kieper lalde smeulde, legaliseerde onbedorven correct de zuurtjes. Wat allemaal is tipsy beneveld in olie?